De steenkoolindustrie is bijna volledig uit het Limburgse landschap weggevaagd, maar steenkool leeft ook nog op een andere manier in de gezamenlijke herinnering voort. Immaterieel erfgoed geeft mijnwerkers de optie om stil te staan bij wat steenkool voor henzelf en de samenleving heeft betekend. Muziek is zo een vorm van immaterieel erfgoed.
Door: Kevin van Wanrooij
Overhaaste sloop van mijnbouw infrastructuur
Na een toespraak door Minister president Den Uyl sloten de mijnen een voor een tussen 1965-1975. Naast dat de economie in Limburg overgeschakeld moest worden, bood de sluiting ook mogelijkheden op het gebied van natuur en omgeving. Hoge steenbergen en enorme industriële complexen tekenden het Limburgse landschap. Het is niet moeilijk om te zien waarom beleidsvoerders van dit aanzicht af wilden. Limburg moest van zwart naar groen worden veranderd. Door de doortastende opruiming is haast niks van de betreffende gebouwen overgebleven. Het beton en staal die het leven in Limburg voor bijna een eeuw hebben getekend waren verdwenen. De reeks aan recente mijnmonumenten doet vermoeden dat de complete sloop misschien een overhaast besluit was.

Immaterieel erfgoed overleeft wél
Maar waar de materiële overblijfselen van de mijnbouw vatbaar zijn voor sloopkogels, is het immaterieel erfgoed van het steenkool verleden beter in staat om de jaren te overleven. Liederen, poëzie, verhalen en feesten met steenkool als thema bleven geproduceerd worden. Hoewel er nog maar twee schachten en wat muren van de omvangrijke terreinen over zijn gebleven, is er nog een heel scala aan liederen die de invloed van steenkool op de samenleving bevestigen.
Steenkool delven was namelijk niet enkel een baan, maar ook een manier van leven. De mijnen regelden vrijwel alles voor hun werknemers van behuizing tot vrijetijdsbesteding en zelfs bankrekeningen. Daarnaast vormde de kerk ook een belangrijk onderdeel in het leven van de mijnwerkers. De kerk maande aan tot gehoorzaamheid en hard werken. Bijna een soort van hersenspoeling zoals ex mijnwerkers later zouden opmerken. Het is dan ook niet gek dat dit leven gericht op mijnbouw, zich voortzet in andere uitingen van cultuur zoals muziek.
Carboon zingt over de mijnbouw

De meest bekende band die over de kolen en koempels in Nederland zingt is Carboon. Hun langspeelplaat ‘Witste nog Koempel’ die uitkwam in 1976 en waar de band de teloorgang van de mijnen bezingt, ging in vier maanden goud. Het was voor het eerst dat een regionale langspeelplaat binnen een jaar meer dan 25.000 exemplaren verkocht. Carboon schreef met passie en ook wat opstandigheid over de sluiting van de mijnen. ‘Koempel Sjeng’ is bijvoorbeeld meer een treurlied die beschrijft hoe de mijnwerkers dit leven achter zich laten. Tevens kon de band ook kritisch zijn over de beambten die de mijnen leidden in ‘Beambtezjweet’. In een documentaire uit 2015 beschrijven enkele bandleden het mijnwerkersleven als een deemoedig bestaan met goede collega’s. Naast ‘Witste nog Koempel’ heeft Carboon ook het album ‘D’r Letste Koempel Deet de Lamp Oet’ uitgebracht. Ook deze plaat herinnert aan de mijnen en zij die daar werkten.
Carboon is echter de enige band die met enige bekendheid popmuziek heeft uitgebracht over de mijnen. Er zijn nog wel oudere liederen, dit zijn meer volksliedjes of straatliederen. Daarnaast zijn er ook nog gedichten die bijvoorbeeld de schade door de aardbevingen in de regio beschrijven.
Steenkool in buitenlandse cultuur
In het buitenland leeft de steenkool ook nog voort in de muziek. Zo wordt Glück Auf bij FC Schalke gezongen in het Steigerlied. Gluck auf is een begroeting die Duitse mijnwerkers gebruikten. De begroeting werd ook in Nederland in en rondom de steenkoolindustrie gebruikt.
Er zijn ook zanggroepen zoals Graindelavoix, België, en Sophie’s Voice, Nederland, die oude liederen die in de mijnen werden gezongen nu zelf zingen als een ode aan de mijnwerker. Graindelavoix richt zich vooral op Italiaanse liederen die met steenkolenmijnen in Limburg in verband worden gebracht. Italiaanse migranten, die aldaar in de mijnen werkten, kwamen samen in een groep genaamd Muntagna Nera om liederen te zingen. Sophie’s Voice richt zich op verschillende liederen en voordrachten die het leven ondergronds moeten representeren.
Erfgoed van steenkool leeft voort in muziek
Op het slopen van zo’n beetje alle mijnbouw industrie wordt met spijt teruggekeken. Veel mijnwerkers zouden graag willen dat er meer van was overgebleven dan enkele gebouwen en muren. Maar muziek is niet eenvoudig uitgewist en laat zien dat het erfgoed van de steenkool nog steeds voortleeft.
Over de auteur: Kevin van Wanrooij is een masterstudent Cultuurgeschiedenis en is geïnteresseerd in de herinnering van de mijnbouw historie in Limburg.
kopfoto: kolenmijn te Limburg (1945), ©Nationaal Archief via Wikimedia Commons
Verder lezen:
Wiel Kusters, In en onder het dorp : mijnwerkersleven in Limburg (2012)
Marcia Luyten, Het geluk van Limburg (2015)