In de aangepast Canon van Nederland dat vorige week gepubliceerd werd, is de haven van Rotterdam aangebleven als een van de 50 ‘’vensters’’ waardoor scholieren onze geschiedenis kunnen begluren. Net als het toegevoegde venster van kolen en gas – waar Marin Kuijt in zijn blogpost meer over uitweidt – zou de haven van Rotterdam als venster in het canon, een kans kunnen bieden om de geschiedenis van Nederland als petrostaat te behandelen.
Door: Bram Schröder
Op de website van de canon wordt de Rotterdamse haven een enorm belangrijke rol toegeschreven in de ontwikkeling van Nederland als natie van handel. In de tweede helft van de 19e eeuw heeft de ontwikkeling van mijnbouw en industrie in het Ruhrgebied een grote invloed op de ontwikkeling van de haven. De haven werd, volgens de canon, echter nooit het centrum van de koloniale handel.
Desalniettemin is er één koloniaal industrieel product van immens belang geweest voor de ontwikkeling van de haven. Een product waar zonder Rotterdam nooit had kunnen uitgroeien tot de mondiale haven die het vandaag de dag is. In de omschrijving van het canon gaat men helaas aan dit product voorbij. Dit product was niet direct verbonden met het Duitse Ruhrgebied en vaak en zeker wel afkomstig uit Nederlands-Indië. Een product genaamd olie.

De opkomst van de Rotterdamse haven
Het was al in de eerste jaren van de 20e eeuw dat de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Exploitatie van Petroleumbronnen in Nederlandsch-Indië (KNPM) een eerste raffinaderij bouwde in Rotterdam. Dit gebouw lag aan de Waalhaven in de wijk Charlois. Ruwe koloniale olie afkomstig uit Nederlandsch-Indië werd hier verwerkt.
Rond de eeuwwisseling wordt verwerkte olie een steeds belangrijker industrieel product. KNPM wordt ingelijfd door Koninklijke/Shell en binnen een aantal decennia wordt de Rotterdamse haven uitgebreid met de Eerste Petroleumhaven te Pernis (1929-33). Via deze haven voert men ruwe olie richting de nieuwe Shell raffinaderij.

De Rotterdamse haven gericht op petro-industrie
De bouw van de Eerste Petroleumhaven blijkt het startschot van grote petro-industriële ontwikkelingen in de haven van Rotterdam. Langzaam maar zeker ontstaat er achter het raffineren en doorvoeren van olie, ook een grote petrochemische tak van industrie. Pijpleidingen naar het achterland, Maasvlaktes, en afgegraven geulen voor olietankers: Rotterdam groeit uit tot een reusachtig petrochemisch cluster. Een cluster zo duizelingwekkend groot, dat men er immense (olie) booreilanden kan bouwen die bij vervoer naar andere plekken, strandgangers doen omvallen van verbazing.
Anno 2020 nog steeds een haven van olie

De Shell raffinaderij te Pernis is, net als vele andere petro-industrie in de haven, nog steeds in gebruik. Heden ten dage behoort de raffinaderij van Shell tot de grootste van de wereld en beslaat zo’n 550 hectare. Per jaar wordt er 20 miljoen metrische ton ruwe olie per jaar verwerkt. In de gehele Rotterdamse haven wordt anno 2019 zo’n 103 miljoen metrische ton ruwe olie aangevoerd.
Deze geschiedenis van olie moet verteld
Natuurlijk, het klopt dat de Rotterdamse haven in de geschiedenis minder verbonden was aan andere koloniale producten dan olie. En ja, het Europese/Duitse achterland en haar industriële afname zijn van enorm belang (geweest) voor de havens’ economische kracht.
Echter, er mag niet vergeten worden dat (koloniale) olie een van de belangrijkste producten is geweest, die het vuur van handel in de haven van Rotterdam heeft aangewakkerd. Toekomstig industrieel erfgoed en tevens het venster ‘Rotterdamse haven’ in de Canon van Nederland, kunnen gebruikt worden om deze geschiedenis van olie en de haven van Rotterdam te vertellen.
Over de auteur: Bram Schröder studeert Cultuurgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht en is geïnteresseerd in de relatie tussen Nederlandse olie geschiedenis en industrieel erfgoed.
Kopfoto: ruwe olietanker Navion Oceania in de 8e Petroleumhaven te Rotterdam, ©Kees Torn via Wikimedia Commons