De Nederlandse olie geschiedenis als een koloniale geschiedenis en de Nederlandse koloniale geschiedenis als een olie geschiedenis

De eerste commerciële winning van olie vond plaats in Pennsylvania in 1859. Al snel leidde de ontdekking van olie in Amerika tot een heuse resource boom. Uiteindelijk leidden deze ontginningen tot het ontstaan tot een van de grootste conglomeraten die de geschiedenis ooit gekend heeft: Standard Oil, het bedrijf van de befaamde Rockefeller familie.
In Indonesië gebruikte de lokale bevolking al lang voor de 19e eeuw olie voor allerlei verschillende doeleinden zoals verlichting en oorlogsvoering. De koloniale Nederlandse overheden werden al snel getriggerd door de aanwezigheid van deze steeds belangrijker wordende grondstof. Tegen het einde van de negentiende eeuw ontstonden er verschillende bedrijven die in de Nederlandse kolonie olie begonnen te winnen en verkopen. Olie werd vaak gewonnen op afgelegen plekken, zoals Noord-Sumatra en rond Balikpapan.
De oil boom in Indonesië zou net als in de VS leiden tot de oprichting van een van de grootste bedrijven ter wereld: de Koninklijke/Shell. De belangrijkste van die eerste bedrijfjes die olie ontgon was de Koninklijke Olie. Dit bedrijf kocht uiteindelijk alle kleine concurrenten op en fuseerde met het Britse Shell. Er was een enorme infrastructuur nodig om naar olie te kunnen boren, het te kunnen winnen, te vervoeren en te verwerken. Dit betekende dat op de afgelegen plekken enorme productiecomplexen verrezen, inclusief huisvesting, gezondheidszorg en gevangenissen voor het personeel. Shell investeerde dus rijkelijk in de regio en had er alle baat bij dat de olieproductie vlot en efficiënt gebeurde.
De late koloniale jaren als een tijd van ethische politiek
We horen vaak dat de laatste decennia van het Nederlandse koloniale bewind in het teken van de ethische politiek stonden. De ethische politiek was een poging om Indonesië niet enkel meer uit te buiten, maar om het land en de bevolking ook te ontwikkelen. Deze ontwikkeling vond vooral plaats op het gebied van scholen en gezondheidszorg. De koloniale overheid voerde dit beleid vooral op Java. Het beeld dat we van de ethische politiek hebben is niet onwaar, maar wel incompleet. Op de andere eilanden ontgonnen bedrijven, zoals Shell, enorme gebieden waar ze heer en meester waren. Op deze bedrijfslocaties was er soms van ontwikkeling geen sprake. Zeker op de plantages op Oost-Sumatra voerde bedrijven een schrikbewind.

Gevangenissen en raciale loonsongelijkheid
De aanwezigheid van gevangenissen in deze olie-enclaves verraadt dat niet iedereen vrijwillig kwam werken. De oliebedrijven maakten zowel gebruik van dwangarbeid als van “koelie”- arbeid (arbeiders die gedurende hun contract het bedrijfscomplex niet mochten verlaten zonder toestemming van de werkgever). Oliewinning is ook een complexe technische aangelegenheid en daarom liep er ook geschoold personeel uit Europa rond op de boorlocaties. De oliebedrijven betaalden werknemers meer of minder aan de hand van opleidingsniveau en etniciteit.
Export
Vanaf 1900 begint het belang van olie voor het koloniale Indonesië sterk toe te nemen. Olie werd in de twintigste eeuw een zeer belangrijke grondstof voor koloniaal Indonesië. De opbrengsten van de olie-export stegen spectaculair: in 1900 werd er vijf miljoen gulden verdiend, in 1914 137 miljoen gulden en in 1920 meer dan 300 miljoen gulden. In 1914 bracht olie 20% van de exportinkomsten op en werd er alleen met de koffie-export meer verdiend dan met de olie-export.

De olie uit koloniaal Indonesië werd vervoerd naar verschillende plekken in Oost-Azië, zoals Hongkong en Japan, Zuidoost-Azië en de oostkust van Afrika. De koloniale olie-industrie bevond zich dus in een internationaal handelsnetwerk. Uiteindelijk kwam er ook een buitenlands bedrijf olie winnen in Indonesië. De Koninklijke/Shell had tot ongeveer 1920 het monopolie op de oliewinning in de archipel, maar ondanks pogingen om dit te behouden kwam Standard Oil uit Amerika ook in de archipel terecht. In 1921 mengt de Nederlandse Staat zich ook direct in de oliewinning door in een joint-venture met De Koninklijke/Shell een belangrijk olieveld te gaan ontginnen. Dit alles gaat zo door tot in 1942 Japan Indonesië bezet en de olieproductie overneemt. Japan bezette Indonesië deels vanwege de olie-industrie in het land. Japan had namelijk nauwelijks toegang tot oliebronnen, maar het land had olie wel hard nodig voor de industrie en de oorlogen waarbij het land betrokken was.
Er wordt niet zo veel olie meer gewonnen in Nederland
Veel Nederlanders denken dat het sluiten van het olieveld in Schoonebeek in 1996 definitief was. In de media is recent vooral aandacht voor het reusachtige gasveld in Groningen, en de verschrikkelijke gevolgen van deze gaswinning voor het milieu en de lokale leefomgeving. Echter wordt er sinds een flink aantal jaren alweer olie gewonnen in Schoonebeek. In 2011 heeft de NAM het olieveld te Schoonebeek weer opnieuw in gebruik genomen. Mede door technologische ontwikkeling als horizontale putten, hoogrendementspompen, en nieuwe kennis op het gebied van stoominjectie, is het weer rendabel geworden om hier olie te winnen. Het is dus een mythe dat Nederland geen olie meer wint op het eigen grondgebied. Sterker nog, de NAM verwacht tot 2035 in Schoonebeek zo’n 100-120 miljoen vaten te vullen met olie.
Na de onafhankelijkheid
Tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949) komt het Republikeinse regime er achter dat ze wel de inkomsten van de olie-industrie nodig hebben, maar zelf niet over de kennis beschikken om de industrie weer op te bouwen na de Japanse bezetting. Daarom sluit het regime in 1948 een overeenkomst met een aantal buitenlandse oliebedrijven, waaronder Standard Oil en Koninklijke/Shell, om hen de productie weer op te laten pakken onder voorwaarde dat ze onafhankelijk zijn van buitenlandse mogendheden, i.e. de Nederlandse Staat. Dit gaat goed tot Indonesië in 1957 besluit alle Nederlandse bedrijven in Indonesië te nationaliseren. Hier valt de Koninklijke/Shell ook onder. Het overgenomen bedrijf wordt omgedoopt tot Pertamina.
Olie transport en – verwerking in Nederland
Mede door het belang van koloniale olie ontwikkelt Nederland al vanaf de laatste decennia van de 19e eeuw een industriële infrastructuur gericht op olie. Vooral de vroege industriële ontwikkeling in de haven van Rotterdam speelt hierbij een belangrijke rol. In de eerste jaren van de 20e eeuw zet deze ontwikkeling zich door en dit heeft tot gevolg dat in 1933 de Eerste Petroleumhaven geopend in Pernis (Rotterdam). Daar wordt aardolie voor de raffinaderij van Koninklijke/Shell naartoe gevoerd en verwerkt. De ruwe olie wordt dus in de koloniën uit de grond gehaald, en daarna voor een deel verwerkt op grondgebied van de koloniale overheerser.
Het transport en de verwerking van koloniale olie zorgt er mede voor dat Rotterdam kan uitgroeien tot een van de grootste havens van de wereld. De constructie van raffinaderijen vormt het begin van verdere reusachtige uitbreidingen van de haven gericht op olie zoals in de Europoort en de Maasvlakte 1-2. Dit zorgt er uiteindelijk voor dat tussen 2005 en 2015 er ieder jaar zo’n één miljoen metrische ton olie via Rotterdam ons land binnenkomt.
Het zwarte goud komt ook snel in de handen van de Nederlandse bevolking. Men gaat autorijden en de publieke ruimte vult zich met tankstations waar Nederlanders de olie hun auto in pompen. In 1939 al houdt een burgerbeweging zich bezig met het in handen krijgen van zeggenschap over het design van tankstations. Olie begint dus niet alleen een grote rol te spelen in de Nederlandse industrie, maar oefent ook op verschillende manieren invloed uit op de levens van de Nederlandse burgers.
Oliewinning in Nederland
Op het vlak van oliewinning op Nederlands grondgebied begint Shell/Bataafse Petroleum Maatschappij (BPM) vanaf 1934 een grootschalige zoektocht naar olie. Hierbij maken ze gebruik van opgedane kennis in Nederlands-Indië, Shell/BPM verkrijgt ook, vastgelegd in de wet, volledige vrijheid van exploratie in de vijf Noordelijke en Oostelijke provincies tot in 1943. In 1942 wordt het olieveld te Schoonebeek ontdekt. Gedurende de Tweede Wereldoorlog krijgt de bezetter zeggenschap over deze olie, maar het ontginnen gaat moeizaam vanwege materiële schaarste. Direct na de oorlog start men in Schoonebeek met boren van olie naar volledige capaciteit, en het Schoonebeekse olieveld blijkt later het op een na grootste onshore olieveld van West-Europa te zijn. Zij vervult dan ook veruit de belangrijkste positie in de verdere geschiedenis van Nederlandse oliewinning. Voor jaren nog zoekt de Nederlandse Aardolie Maatschappij, in 1947 opgericht door Shell en Esso en de vervanger van de BPM, naar andere oliebronnen. Deze worden ook gevonden, maar geen enkele van deze bronnen komt ook maar in de buurt van de grootte en winstgevendheid van het veld in Schoonebeek.
Industrie van verwerking en vervoer ontwikkelt zich verder
Na de Tweede Wereldoorlog groeit de olie infrastructuur in Nederland verder. De ontwikkeling van transport- en verwerkingsmogelijkheden van olie zetten zich door en langzaam maar zeker wordt Rotterdam de belangrijkste oliehaven van West-Europa. De stad is van enorm belang voor de export van olie richting het Duitse achterland en de Rotterdamse haven wordt het centrum van olieraffinage. De haven kan worden bevaren door grote olietankers en een deel van de ingevoerde ruwe olie wordt ter plekke in raffinaderijen verwerkt. Het andere deel wordt rechtstreeks via pijpleidingen (aangelegd vanaf de jaren ‘50) doorgevoerd naar het achterland. De RRP (de Rotterdam Rijn Pijpleiding) en de RAP (de Rotterdam Antwerpen Pijpleiding) zijn twee van dit soort belangrijke pijpleidingen.
Met Rotterdam, dat het voortouw neemt, bouwen meer Nederlandse steden aan de infrastructuur van olie. Petrochemische bedrijvigheid en raffinage complexen worden onder andere bij Terneuzen en Delfzijl gebouwd. Ook zij staan via pijpleidingen in verbinding met Antwerpen en Moerdijk. Al snel ontstaat een ‘’supercomplex’’ gericht op het vervoer en de verwerking van fossiele brandstoffen. Met het ontstaan van deze grote industrie, wordt Nederland ook erg interessant voor petrochemische industrie om zich te vestigen, en dit gebeurt dan ook in overvloede.
Verder boren naar olie op Nederlands off- en onshore gebied
In 1959 wordt de reusachtige gasbel bij Slochteren ontdekt en verschuift de aandacht van de NAM en andere geïnteresseerde partijen naar het gas. Dit betekent echter niet dat er niet meer naar nieuwe oliebronnen gezocht wordt. Helemaal sinds de exploratie vrijheid vanaf 1947 weer hersteld is, kunnen bedrijven in vrijheid zoeken naar olie. Er worden verschillende olievelden ontdekt en aangeboord, echter blijken zij nooit zo winstgevend te zijn als het veld bij Schoonebeek.
Er werd niet alleen op land naar olie gezocht, maar ook op Nederlands zeegebied. In 1970 vindt Tenneco de eerste olie op zee. In de jaren ‘70 en ‘80 werden er verschillende olievelden op zee gevonden en begint men via grote boorplatformen deze olie te winnen.
Tussen 1968 en 1986 werden er in Nederland totaal 544 exploratieboringen uitgevoerd en hierbij vindt men 21 off- en onshore olievelden. Grofweg zijn er drie gebieden waar men winstgevend aardolie uit de grond kan halen: rondom Schoonebeek, in de regio Rotterdam-Den Haag, en op de Noordzee.
De oliecrisis van 1973
In oktober 1973 voeren Arabische landen een olie embargo uit op verschillende Westerse mogendheden die Israël steunden in Jom Kipoeroorlog. Het embargo treft ook Nederland, en zij wordt volledige afgesloten van de Arabische olie. Op dat moment is Nederland voor meer dan 50% van haar energievoorziening afhankelijk van geïmporteerde aardolie. Rotterdam vormt met haar reusachtige bedrijvigheid op het gebied van olie transport en -verwerking een logisch doelwit van het embargo.
De oliewinning in Schoonebeek stopt
In 1996 stopt de NAM met het winnen van olie in Schoonebeek. Het blijkt niet meer rendabel te zijn om de stroperige olie uit de grond te halen. Bij gebruik van de toen bekende technieken van oliewinning, bleken de kosten hoger uit te vallen dan de baten.
De oliewinning in Schoonebeek wordt weer hervat
In 2011 heeft de NAM het olieveld te Schoonebeek weer opnieuw in gebruik genomen. De oude ja-knikkers worden niet meer gebruikt. Mede door technologische ontwikkelingen als horizontale putten, hoogrendementspompen, en nieuwe kennis op het gebied van stoominjectie, is het weer rendabel geworden om hier olie te winnen. De NAM verwacht tot 2035 in Schoonebeek zo’n 100-120 miljoen vaten te vullen met olie.
In 2019 produceerde Nederland zo’n 18.000 vaten olie per dag, en vervult daarmee plaats 67 op de ranglijst van meest olieproducerende landen (https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/geos/nl.html). Deze olie werd vooral gewonnen rondom Schoonebeek, in de regio Rotterdam, en op Noordzee gebied.
Heden ten dage staan er in Nederland zes internationale olieraffinaderijen. Al deze raffinaderijen draaien nog op volle toeren. Desalniettemin, door het inwerking treden van de duurzame energietransitie en maatregelen tegen de klimaatverandering, zullen de raffinaderijen er de komende jaren alles aan moeten doen om te kunnen blijven bestaan. (verder lezen: (https://www.nrc.nl/nieuws/2019/04/19/voor-raffinaderijen-is-de-botlek-niet-langer-vanzelfsprekend-a3957587).
1874 Eerste boring in Cirebon (Lindblad 1989)
1890 Oprichting Koninklijke Nederlandse (Royal Dutch) (Lindblad 1989)
1898 Standard Oil komt naar Indonesië (Lindblad 1989)
Ca. 1900 kleinschalige olieproductie begint (Lindblad 1989)
1902 Eerste samenwerkingsovereenkomst Shell – Royal Dutch (Lindblad 1989)
1907 Oprichting Bataafsche Petroleum Maatschappij – joint venture van Shell en Royal Dutch (Lindblad 1989)
1915 Parlement kiest voor joint-venture Bataafsche Petroleum Maatschappij en staat (Lindblad 1989)
1918 Raffinaderij Isla op Curaçao geopend
1920 Hoogtepunt van olie-export uit Indonesië (Lindblad 1989)
1921 NIAM opgericht, joint-venture staat met BPM (Lindblad 1989)
1922 Colonial Petroleum, eigendom van Standard Oil, begint te groeien -> oligopolie in de archipel. (Lindbald 1989)
1925 Indologen faculteit gesticht aan de Universiteit Utrecht met financiering van de Bataafsche Petroleum Maatschappij (Henssen 1983)
1933 De eerste havendelen voor oliehandel worden geopend in Pernis
1933-47 Bij wet heeft BPM vastgelegde exploratie vrijheid in vijf oosterlijke en noordelijke provincies
vanaf 1934 De Bataafse Petroleum Maatschappij begint een systematische zoektocht naar olie en gas in Nederland
1935 De architect Sybold van Ravesteyn ontwikkeld een nieuw soort olie pompeiland met dak
1936 Shell presenteert, als een symbool van modernisering boortorens op een industriele beurs in Nederland
1939 De burgerorganisatie Bond Heemschut slaagt erin zeggenshap te krijgen over het design van benzine stations
1942 Japanse bezetting Indië
Het havendeel voor oliehandel in Pernis wordt uitgebreid
1943 Het Schoonebeek olieveld wordt ontdekt
1945 Onafhankelijkheid Indonesië
1947 De NAM vervangt BPM als een gezamenlijke onderneming van Shell & Standard Oil
Vrijheid van exploratie wordt weer ingevoerd
1948 ‘Let alone agreement,’ drie olieproducenten mogen weer werken in Indonesië op voorwaarde dat ze niet samenwerken met buitenlandse regeringen. (Lindblad 2008)
1950-60 Routekaarten gesponsord door verschillende oliemaatschappijen worden uitgedeeld bij tankstations
1957 Indonesië nationaliseert alle Nederlandse bedrijven.
1955 Het olieveld Pijnacker wordt ontdekt
1968-1986 544 exploratie boring werden uitgevoerd in Nederland. 137 gasbronnen werden gevonden, en 21 olievelden
1970 De eerste niet-commerciele oliewinning op zee vindt plaats door Tenneco
1970-2009 Shell gebruikt de Shell toren in Amsterdam Noord als kantoor. De toren is nu een nationaal monument
1973 Internationale oliecrisis treft ook Nederland
jaren ’80 Olie wordt gevonden bij Papekop in de provincie Utrecht maar is (nog) niet gewonnen
1996 De winning van olie bij Schoonebeek wordt gestopt
2011 De winning van olie bij Schoonebeek wordt weer hervat
Hoofdafbeelding: Ja-knikker in Schoonebeek ©Wikimedia Commons